0:00
/
0:00

Zuiverheid en puurheid

2e Zondag van de Advent

In de Advent verwachten we eigenlijk de verhalen uit het begin van de Evangelieën van Lucas en Mattheüs te horen. De verhalen over de aankondiging en de geboorte van Johannes de Doper, vooruit. Maar vooral ook de boodschap van de engel aan Maria, de droom van Jozef en het bezoek van de zwangere Maria aan haar nicht Elisabeth. Het kindje Johannes in de schoot van Elizabeth sprong van blijdschap op toen het zijn kleine Verlossertje in de buik van Maria herkende. Dát zijn opwekkende verhalen, dáár kunnen we wat mee. Dáár krijgen we een kerstgevoel van.

Dus waarom in vredesnaam worden we alle vier de zondagen van de Advent doodgegooid met diezelfde Johannes, maar dan als hij al lang niet meer schattig is? Een stinkende, magere mopperkont in de woestijn. Bekeer u! Het einde is nabij! roept hij. De evangelisten schrijven heel optimistisch dat Jan en alleman zich door Johannes liet dopen, maar ik vermoed dat het in werkelijkheid niet meer dan een handjevol zal zijn geweest. Per slot van rekening hebben er in alle tijden van die verfomfaaide types rondgelopen die het einde der tijden verkondigden. Alleen dwaze oude vrouwen en mensen met een aanleg voor schizofrenie geloven in zoiets. Toch?

Inderdaad. En meestal komen die bedrogen uit. Ten eerste zijn de meeste zedenprekers flessentrekkers. Let maar eens op. Hoe meer het over eerlijkheid en zuiverheid gaat, hoe meer het naar vis begint te ruiken. En die vis is zelden vers.

Ik las deze week in de Elsevier een column van een zekere Daniela Hooghiemstra die, zoals de meeste mensen bij de Elsevier, niet overloopt van de lievige zweverigheid. Dat werd ook al gelijk duidelijk bij de eerste zin van die column. “Als iemand het woord ‘eerlijk’ in de mond neemt,’ zo schreef zij, ‘moet je altijd opletten. Net als ‘zuiver,’ ook een alarmbel.” Zij had zich evengoed door een vriendin laten meeslepen naar een yoga-les. “Wij, in de meerderheid vrouwen,” zo ging ze verder, “moesten liggend op de grond onze ogen sluiten, en het volgende dat ik wist, was dat de yogaleraar in al zijn zuiverheid bovenop mij lag.”

Ik neem aan dat die eerste yogales voor mevrouw Hooghiemstra ook gelijk de laatste was. Niks ontluistert een boodschap zo grondig als wanneer de boodschapper hele andere dingen doet dan wat hij zegt.

Priesters lopen daar vaak over te piekeren. Ook diegenen die niet bovenop je gaan liggen. De kans, bijvoorbeeld, dat ikzelf mij niet zou kunnen bedwingen om plotseling bovenop jullie te komen liggen is klein. Of het zou zo moeten zijn dat deze preekstoel niet vast genoeg aan de muur zit...

Het lijkt erop dat het mee gaat vallen. Toch weet ik donders goed dat ik niet samenval met mijn boodschap, dat er tussen het Evangelie dat ik breng en mijn eigen werkelijkheid overal kieren en gaten zitten. En hobbels en bobbels.

En Christus wil dat ik met kerst niet alleen vroom zit te dénken aan zijn geboorte hier op aarde, ooit eens lang geleden: hij wil ook - en vooral - hier en nu in en uit mij geboren worden.

Nou komt hij best over een paar kieren en gaten en bobbels heen: de stal in Bethlehem was ook bepaald geen paleis met geboende marmeren vloeren.

Maar ik verlang er toch ook zelf naar Hem niet te ontvangen in een donker en smerig hol.

En zo geldt het niet alleen voor gewijde priesters. Dat geldt zo voor alle gedoopte christenen, die per definitie een vorm van priesterschap uitoefenen. Elke christen bemiddelt tussen deze wereld en God, is een ladder die van de hemel naar de aarde loopt, en waarlangs engelen zouden moeten afdalen en opstijgen.

Daarom houden we onze aandacht toch nog maar even op wat die uitgebeende schreeuwlelijk van een Johannes allemaal roept in de woestijn.

Baan een weg voor de Heer. Maak zijn paden recht.

En of Daniela Hooghiemstra dat nou een goed idee vindt of niet: eerlijkheid en puurheid worden dan toch weer begrippen waar we niet omheen kunnen. Niet om anderen over te halen onze schone schijn te slikken. Wél om, heel stil en diep van binnen, onszélf aan te toetsen.

Ben ik wel genoeg zoals de tollenaar in de tempel, die zei: ik weet dat ik hier eigenlijk niet mag zijn, omdat ik onwaardig ben deze heilige plaats te betreden. Of toch weer meer zoals de farizeeër die zegt: maar kijk eens naar hoe uitgesproken tof ik ben!

De eerlijkheid en puurheid die Johannes van ons eist zijn de eerlijkheid en puurheid van een hart dat zich niet verbergt. Zich niet verstopt achter hobbels en bobbels en kieren en gaten.

Maar die zich, naakt, voor God stelt en zijn best doet dat uit te houden.

Discussion about this video

User's avatar

Ready for more?