0:00
/
0:00

De Miraculeuze Medaille

Het glinsterende geheimpje van Parijs

NB: Voor betalende abonnees is er nog een nadere verklaring over dit soort droomverschijningen, tempelslaap, kerkvaders en een moderne Catharina HIER

Het was in 1830 in het moederhuis van de ‘Dochters van Liefde’ aan de Rue du Bac in Parijs. Geen huis vol dromerige slotzusters, maar het zenuwcentrum van een broodnuchter verpleegstersnetwerk. Dit waren de vrouwen met de handen uit de mouwen. De meisjes die hier werden opgeleid gingen een leven van zwaar en vaak ook smerig werk tegemoet. Zoiets was de boerendochter Zoe - nu zuster Cathérine - op het lijf geschreven. De wereld zachter maken met je hánden in plaats van met ingewikkelde theorieën en saaie preken.

Ze had pas laat in kunnen treden, want ze was nooit naar school geweest. Men had haar thuis niet kunnen missen bij het verzorgen van de varkens en de duiven. Ze had trouwens ook bepaald niet de gave van het woord. Ze was stil, op het norse af. Die uitstraling werd nog eens versterkt doordat ze in het noviciaat als vierentwintigjarige jonge vrouw tussen de meisjes van zeventien en achttien zat. Dat gaf haar een onzichtbaarheid die ze haar hele leven als een behaaglijke wollen jas om zich heen zou slaan. Zo was ze in feite - temidden van de patiënten, pispotten en kletsende verpleegsters - meer met God alleen dan menige kluizenares.

Het was in de nacht van 18 op 19 juli 1830. Cathérine was diep in slaap, want de nachten waren kort en de dagen zwaar en uitputtend. Ongetwijfeld droomde ze over verbanden aanleggen en ouwe mannetjes wassen. Plotseling voelde ze dat er iemand aan haar dekens stond te trekken. Kreunend en met tegenzin deed ze haar ogen open. Was het al ochtend? Nou al? Het was toch nog donker? Toen ze haar hoofd van het kussen oprichtte zag ze een klein jongetje, van een jaar of vijf of zo. Hij stond naast haar bed, helemaal opgewonden en ongeduldig. ‘Zuster, iedereen slaapt! Kom vlug, de Heilige Maagd zit op je te wachten!

Cathérine dacht dat ze gewoon een heerlijke droom aan het dromen was, en besloot er eens lekker aan toe te geven. Ze trok (‘zogenaamd’) haar schoenen en haar habijt aan en liep het jongetje achterna, dat half rennend en huppelend voor haar uit door de gangen trippelde op zijn korte beentjes. Achteraf vroeg ze zich waarschijnlijk af hoe ze in vredesnaam in de kapel was aangekomen zonder onderweg haar nek te breken. Er stond die nacht een nieuwe maan - dus géén maan - en het gebouw was groot en de gangen lang en met veel rare hoeken en gaten. Waarschijnlijk had het kindje stiekem een beetje licht gegeven.

Toen ze binnenkwam brandden alle kaarsen op de altaren. Het rook er naar bloeiende dingen, naar het paradijs. Het Kindje leidde Cathérine helemaal naar voren, naar het hoogaltaar, nog voorbij de communiebank. Overdag zou ze het niet in haar hoofd gehaald hebben ook maar één voet op die hoogheilige plaats te zetten. Ze was er nog niet aangekomen of ze hoorde het ‘geritsel van een zijden gewaad.’ De Heilige Maagd was in de zetel van de priester gaan zitten, en nu zat Cathérine aan haar voeten. Ze praatten wel twee uur met elkaar - moeder en dochter. Achteraf kon ze er lang niet alles van navertellen, maar dat was niet erg. De essentie ervan was dat ze geen makkelijk leventje zou leiden, maar dat ze elke stap van de weg door de hemel gedragen zou worden. En dat ze op deze aarde niet voor zichzelf alleen leefde, maar een heel bijzondere taak had te vervullen. De taak om de mensheid een troostend geheimpje te geven, iets waardoor ze de warmte van hun hemelse moeder elk moment voor de geest zouden kunnen halen.

Wat dat geheimpje precies was werd duidelijk op 27 november 1830. Toen verscheen Maria opnieuw aan Cathérine, en toonde haar een ovalen medaille. Op de voorkant stond ze zelf, met uitgestrekte armen, waar stralen uit tevoorschijn schoten. Om haar heen lichtte een tekst op: ‘O Maria, zonder zonde ontvangen, bid voor ons die onze toevlucht tot u nemen.’ Daarna draaide de medaille zich om. Op de achterkant stonden de twaalf sterren die Maria om haar hoofd draagt. Zo wordt het beschreven in het boek Openbaringen. Ook was er de letter ‘M’ van Maria op te zien, met een kruisje erop, en ook nog de harten van Jezus en Maria. Dat van Jezus herken je aan de doornenkroon die eromheen zit, dat van Maria omdat het doorboord is met een zwaard en een krans van rozen draagt. Cathérine kreeg van Maria de opdracht om ervoor te zorgen dat medailles zoals deze zouden worden geslagen en uitgedeeld aan de mensen. ‘Iedereen die deze medaille met vertrouwen draagt zal mijn genaden ontvangen,’ zei de Heilige Maagd.

Zo op het eerste gezicht was dat een onmogelijke opdracht voor een novice in een verpleegstersklooster. Maar juist omdat Cathérine nooit haar mond opendeed en geen greintje fantasie had ging het eigenlijk nog vrij makkelijk. Ze zei simpelweg tegen haar biechtvader wat er was gebeurd en wat de bedoeling was. Die biechtvader was geen idioot, dus wachtte nog even geduldig af. Een jaar of twee. Na die twee jaar kwam hij tot de conclusie dat Cathérine nog steeds op geen enkele manier de aandacht trok. Ook werd ze niet ongeduldig. Ze matigde zich niks aan en drong zich nergens op. Ook had ze verder tegen niemand met een woord gerept over wat ze had beleefd.

De biechtvader ging daarop naar de aartsbisschop van Parijs en stelde hem op de hoogte van wat hij had gehoord. Hij vertelde hem niet eens wélke zuster het was geweest, die de hemelse opdracht had ontvangen. De bisschop was onder de indruk van zuivere eenvoud van het hele verhaal, en ging snel overstag. Hij gaf toestemming de medailles te slaan. Die veroverden stormenderhand de hele katholieke wereld. Al snel liep tachtig procent van de katholieken met een ‘miraculeuze medaille’ om de nek. Want zo werden ze al snel genoemd, die medailles.

Cathérine ging gewoon door met kreukelige billen wassen en pispotten legen. Ze vertelde nooit een levende ziel dat zíj degene was die de wereldberoemde verschijningen had gehad. Ze stierf in 1876, zeventig jaar oud, en was haar hele leven bejaardenverpleegster geweest.

Toen haar medezusters er vervolgens achterkwamen dat het dat saaie, stille, grofgebouwde werkpaard was geweest dat ze de miraculeuze medaille had bezorgd, waren ze stomverbaasd.

Toen ze voor haar zaligverklaring werd opgegraven bleek haar lichaam nog volledig intact te zijn. Zo ligt ze nu in een glazen schrijn in dezelfde kapel waar ooit de Heilige Maagd aan haar verscheen. Ze schijnt haar ogen open te hebben en die schijnen niet eens gebroken te zijn. Gelukkig kun je dat van de zijkant niet zien, want dat lijkt me een beetje griezelig. Maar ook wel wonderlijk.

Dat dit hele sprookjesachtige verhaal heel moeilijk te plaatsen is als je er dieper over na gaat denken, spreekt vanzelf. Eigenlijk ligt het tegen het gênante aan. Daarom zal ik er op paterhugo.nl nog eens dieper op ingaan. Kunnen wij als moderne mensen met een gezond verstand nog iets met dit soort feeërieke religieuze ervaringen? Zou je je voor kunnen stellen dat je zo’n ‘miraculeuze medaille’ zou gaan dragen, en wat voor waarde zou je daar dan aan hechten? Ik zal daar ook vertellen hoe dit fenomeen een grote rol speelde in mijn eigen jonge jaren als frisbekeerde katholieke puber. En hoe ik daardoor bevriend raakte met een moderne ‘Catharina Labouré.’

Discussion about this video

User's avatar

Ready for more?