Ruusbroec - Van Seven Trappen
Een sprong in het diepe van de Mystieke eenwording aan de hand van een koor
Het eerste mystieke traktaat dat we behandelen is nog best een moeilijk exemplaar. We geven zowel de originele, Middelnederlandse tekst als een moderne hertaling, voor hen die het veertiende-eeuwse Vlaams niet machtig zijn. Zie voor extra verduidelijking de voetnoten.
We lezen een passage uit ‘Van seven trappen’ van Jan van Ruusbroec. Hij vergelijkt de eenwording van de menselijke ziel met God met een koor. Het gaat om een kerkkoor zoals dat gebruikelijk was in grote middeleeuwse kerken. Ruusbroec was met dat fenomeen zeer vertrouwd. Hij was immers een groot deel van zijn leven kapelaan aan de grote collegiale kerk van de heilige Goedele in Brussel (de tegenwoordige kathedraal van Sint Michiel en Sint Goedele).
Opgepast! Dit zal voor velen een wat lastige tekst zijn. Krijg je er hoofdpijn van, zoek dan iets onder het kopje ‘Mystiek op diesel’.
Onse hemelsche vader heeft ons eewelec gheroepen ende vercoren in sinen gheminden sone, ende hi heeft onse namen ghescreven met den vinghere sijnre minnen in dat levende boec sijnre eewegher wijsheit, ende wi selen hem eewelec antwerden met al dat wi vermoghen in eewegher weerde- gheit.
Ende hier beghinnen alle sanghe van inghelen ende van menschen, die nemmermeer vergaen en selen.
De ierste maniere van sanghe dat es minnen te gode ende tote onse evenkersten. Daer omme sand de vader sinen sone, dat hi ons dien sang leeren soude. Want die dien sang niet en kan, hi en mach ten hemelschen chooere niet gaen. Want hi en heeft const noch chooerkleed ane; daer omme moet hi altoes buten den hemelschen chooere bliven.
Onze hemelse Vader heeft ons voor eeuwig geroepen en uitverkoren in zijn geliefde Zoon. Hij heeft onze namen geschreven met de vinger van zijn liefde in het levende boek van zijn eeuwige wijsheid. En wij zullen Hem voor altijd antwoorden met alles wat we kunnen, in eeuwige waardigheid.
Hier begint het lied van de engelen en de mensen, dat nooit zal vergaan.
De eerste manier van hemelse zang is: liefde tot God en tot onze medechristenen. Daarom zond de Vader zijn Zoon, opdat Hij ons dat lied zou leren. Want wie dat lied niet kent, kan niet toetreden tot het hemelse koor; hij mist zowel de vaardigheid als het koorkleed. Daarom moet hij buiten het hemelse koor blijven.
Jhesus Cristus, onse aeeweghe minnnere, doe hi ontfaen was in den weerdeghen lichame sijnre moeder, doe sang hi in den gheeste glorie ende eere sinen hemelschen vader ende raste ende vrede allen menschen die goets willensijn. Ende dat selve liedeken songhen de ingle in der nacht doe hi gheboren was van der maeght Marien, sijnre moeder.
Ende des ghedinct de heileghe kerke ende singt dit liedeken sunderlinghe in beide in beide dese feesten. Want gode minnen ende den evenkersten toe gode, om gode ende in gode, dat es de hooeghste stemme ende de blijdste die men singhen mach in hemel ende in erde.
Aert ende const van desen sanghe, dat es de heileghe gheest. Cristus, onse kantere ende onse overmeester, heeft ons ghesonghen van beghinne ende hi sal ons voorsinghen eewelec den sangh van trouwen ende van eewegher minnen. Ende wi selen hem alle na volghen met al dat wi vermoghen, beide hier ende in de chooere der glorien gods.
Jezus Christus, onze eeuwige Geliefde, toen Hij werd ontvangen in het waardige lichaam van zijn moeder, zong toen al in de geest lof en eer aan zijn hemelse Vader, en bracht rust en vrede aan allen die van goede wil zijn. Ditzelfde lied zongen de engelen in de nacht dat Hij geboren werd uit de maagd Maria. Daarvan gedenkt de heilige Kerk, en zij zingt dit lied vooral tijdens die beide grote feesten.1 Want God liefhebben, en de naaste liefhebben omwille van God, in God, dat is de hoogste en blijste zang die men kan zingen in hemel en op aarde.2
De oorsprong en de geest van deze zang is de Heilige Geest. Christus, onze zanger en meester, heeft ons dit lied vanaf het begin gezongen, en Hij zal het ons voor eeuwig voorzingen – het lied van trouw en eeuwige liefde. En wij zullen Hem volgen met alles wat we kunnen, zowel hier als in het koor van Gods glorie.
Ghewareghe, ongheveinsde minne es de ghemeine sang dien wi alle connen moeten, selen wi te chooere gaen met den inghelen ende met den heileghen in dat rike gods. Minne es wortele ende ooersake alre dooghde van binnen ende si es chierheit ende ghewaregh vertooenen alre goeder werke van buten. Minne es leven ende looen haers selfs Ufeninghe van minnen en mach niet dolen; die heeft ons Cristus vore ghegaen, gheleert ende gheleeft met allen den sinen; die moeten wi alle na volghen, willen wi met hem salegh sijn ende behouden bliven.
Dit es de ierste maniere van hemelschen sanghe die de wijsheit gods leert, overmids den heileghen geest, alle haren discipelen die hare ghehooersam sijn.
Oprechte liefde is de gemeenschappelijke zang die wij allen moeten kennen, willen wij samen met de engelen en heiligen zingen in Gods rijk. Liefde is de wortel en oorzaak van alle deugd van binnenuit, en zij is de schoonheid en waarachtige uiting van alle goede werken van buitenaf. Liefde is leven en lof op zichzelf. De oefening van liefde kan niet dwalen; Christus is ons daarin voorgegaan, Hij heeft het geleerd en geleefd met allen die Hem volgen. En wij moeten Hem allen navolgen, als we met Hem zalig willen zijn en behouden blijven.
Dit is de eerste manier van hemelse zang, die de wijsheid van God leert via de Heilige Geest aan al haar leerlingen die haar gehoorzaam zijn.
Hier na volght die andere maniere van hemelschen sanghe, dat es ongheveins- de nederheit, die niemen verheffen noch bedrucken en mach, want si es wortele ende bodem sonder grond van allen dooghden ende van allen gheesteleken ghestichte, ende si houdt tenuere ende slote van allen hemelschen sanghe, ende si concordeert met allen dooghden, want si es mantel ende chierheit der caritaten, ende si es de suetste stemme die men singt vore de ooeghen gods. Hare thone sijn soe gratioos ende soe treckende, dat sij de wijsheit gods neder trocken in onse natuere (...)
Hier na volght de derde maniere van hemelschen sanghe, dat es alse wi vertyen eighens willen ende alre eighenheit, ende onse natuere overgheven in den liefsten wille gods al te dooeghene ende te lidene dat hi op ons ghestaden wilt. (...)
Hier na volght de vierde maniere van hemelschen sanghe, de inneghste, de edelste ende de hooeghste, dat es ghebreken in den love goods.
Hierna volgt de tweede manier van hemelse zang, namelijk: oprechte nederigheid.3 Zij verheft niemand en onderdrukt niemand, want zij is de wortel en de bodem – zonder bodem – van alle deugden en alle geestelijke gesteltenis. Zij bewaart de dominant en bepaalt van alle hemelse zang de cadens. Zij stemt overeen met alle deugden, want zij is de mantel en schoonheid van de liefde, en zij is de zoetste stem die men kan zingen voor Gods aangezicht. Haar tonen zijn zo sierlijk en zo innemend, dat zij de wijsheid van God naar beneden trekt in onze menselijke natuur… 4
(...)
Dan volgt de derde manier van hemelse zang, namelijk: het volledig loslaten van de eigen wil en alle eigenheid, en onze natuur overgeven aan Gods liefste wil5 – om te verdragen en lijden alles wat Hij in ons wil volbrengen.
(...)
Hierna volgt de vierde manier van hemelse zang, de innigste, edelste en hoogste: het hongeren6 naar de lof van God.
Onse hemelsche vader es ghieregh ende melde. Sinen gheminden die verhaven sijn in den gheeste ende wandelen vore sine anschijn, dien gheeft hi meldelec sine gratie, sine gaven ende sine ghiften, ende eischt ieghewelken sunderlinghe dat hi hemel antwerde met danke ende met love ende met allen goeden werken, na dat hi ghegaeft es van buten ende van binnen. Want de gratie gods en werdt niet ghegeven idelec noch te vergeefs. Eest dat wi haers ware nemen, si vloeyt ende gheeft altoes al dies wi behoeven ende si eischt ons weder al dat wi vermoghen.
Ende tusschen dese twee werden alle dooghde gheufent sonder dolen.
Maer boven alle werke ende ufeninghe van dooghden soe vertooent onse hemelsche vader sinen sunderlinghen gheminden dat hi niet alleene en es ghieregh ende melde in eisschene ende in ghevene, maer hi es selve ghieregheit ende meldheit, want hi wilt ons hem selven gheven ende al dat hi es, ende hi wilt dat wi ons heme weder gheven met al dat wi sijn.
Ende aldus wilt hi te male onse sijn ende dat wi te male sine sijn; ende nochtan blijft ieghewelc al dat hi es, want wi en moghen niet god werden maer wi sijn gode gheeeneght met middele ende sonder middel.
Onze hemelse Vader is gretig en mild. Aan zijn geliefden, die verheven zijn in de geest en leven in zijn aanwezigheid, geeft Hij mild zijn genade, zijn gaven en zijn zegeningen. En Hij vraagt van ieder afzonderlijk dat men Hem antwoordt met dank, lof en goede werken, naar gelang van wat hij ontvangen heeft – van binnen en van buiten. Gods genade wordt niet voor niets gegeven. Als wij haar naar waarheid ontvangen, vloeit zij steeds door en geeft alles wat we nodig hebben. En zij vraagt van ons alles wat wij kunnen geven.
Tussen deze twee – ontvangen en geven – worden alle deugden geoefend zonder dwaling.
Maar boven al het werk en de oefening van deugd toont onze hemelse Vader aan zijn uitverkorenen dat Hij niet alleen gretig en mild is in geven en vragen, maar dat Hij zelf gretigheid en mildheid is. Hij wil zichzelf geheel aan ons geven – alles wat Hij is – en Hij wil dat wij ons geheel aan Hem geven, met alles wat we zijn.
Zo wil Hij volledig de onze zijn, en dat wij volledig de zijne zijn. Toch blijft ieder wie hij is – want wij kunnen geen God worden – maar wij worden verenigd met God, zowel met middel als zonder middel.
Wi sijn heme gheeeneght overmids sine gratie ende onse goede werke; hi leeft in ons ende wi in heme overmids underlinghe minne, dat es sine ghenade ende onse dooghde.
Wi sijn heme ghevolghsam ende eens willen met heme in allen goede. Sijn gheest ende sine gratie werct alle onse goede werke eighelekere dan wi selve doen. Sine gratie in ons ende onse minne te heme, dat es een werc dat wi underlinghe te gadere werken. Onse minne te gode, dat es dat hooeghste ende dat edelste werc dat wi ghevoelen moghen tusschen ons en gode.
De gheest gods eischt onsen gheeste dat wi gode minnen, danken ende loven na sine edelheit ende na sine weerdde.
Ende hier in ghebreken alle minnende gheeste in hemel ende in eerde. Si werken hen ute ende vallen alle in onmacht vore de grondelooese hooegheit gods.
Wij zijn met Hem verenigd door zijn genade en onze goede werken; Hij leeft in ons en wij in Hem door wederzijdse liefde: zijn genade en onze deugd.
Wij zijn Hem gehoorzaam en eensgezind in al het goede. Zijn Geest en zijn genade werken in ons al het goede, zelfs meer dan wijzelf doen. Zijn genade in ons en onze liefde tot Hem is één werk dat wij samen volbrengen.
Onze liefde tot God is het hoogste en edelste werk dat wij kunnen ervaren tussen ons en God.
De Geest van God verlangt van onze geest dat wij God liefhebben, danken en loven naar zijn adel en waarde. En daarin schieten alle liefhebbende geesten – in hemel en op aarde – tekort. Ze geven zichzelf geheel, maar vallen in onmacht voor de onpeilbare hoogheid van God.
Ende dit es dat edelste ende dat hooeghste middel tusschen ons ende gode. Hier es de gratie gods volmaect met allen dooghden. Boven dit middel sijn wi gode gheeeneght sonder middel, boven gratie ende boven alle dooghde, want boven dit middel hebben wi dat beelde gods ontfaen in de levendegheit onser zielen ende daer sijn wi gode gheeeneght sonder middel; nochtan en werden wi niet god. Maer wi bliven altooes gode ghelijc , ende hi leeft in ons ende wi in heme overmids sine gratie ende onse goede werke. Aldus sijn wi gode gheeeneght sonder middel boven alle dooghde, daer wi sijn beelde draghen in dat overste onser ghescapenheit; nochtan bliven wi altoes in ons selven heme ghelijc ende gheeeneght overmids sine gratie ende onse dooghtsamme leven. Ende aldus bliven wi gode eewelec ghelijc in gratien ende in glorien, ende boven ghelijc een met heme in onsen eeweghen beelde. De levende eenegheit met gode es in onsen wesene; wi en moghense niet begripen, verhalen noch hervolghen.
En dit is het edelste en hoogste middel tussen ons en God. Hier wordt Gods genade volmaakt met alle deugden.
Boven dit middel zijn wij met God verenigd zonder middel, boven genade en boven alle deugd, want in dit hoogste punt hebben wij het beeld van God ontvangen in de levendigheid van onze ziel. En daardoor zijn wij met God één, zonder bemiddeling – hoewel wij niet God worden. Wij blijven altijd aan Hem gelijk, en Hij leeft in ons en wij in Hem, door zijn genade en ons deugdzaam leven.
Zo blijven wij voor eeuwig God gelijk – in genade en in heerlijkheid – en boven gelijk: één met Hem in ons eeuwige beeld.
De levende eenheid met God is in ons wezen; wij kunnen haar niet begrijpen, niet verwoorden, niet navolgen.
Si speelt al onsen crachten vore ende eischt ons een te sine met gode al sonder middel. Ende dit en konnen wi niet gheleisten. Ende hier omme volghen wi heme na in eenen ledeghen sine ons wesens. In dit ledeghe sijn rast ende wooent de gheest ons heren met allen sinen gaven. Hi gheest sine gratie ende sine gaven in alle onse crachte ende eischt ons minnen, danken ende loven. Ende hi wooent selve in onsen wesene ende eischt ons ledecheit ende .i. te sine met heme boven alle dooghde. Ende hier omme en connen wi niet ghedueren in ons met goeden werken, noch boven ons met gode in ledegheiden. Ende dit es dat inneghste spel van minnen. De gheest ons heeren es .i. eewegh werc gods ende hi wilt dat wi eewelec werken ende heme gheliken. Ende hi es oec raste ende ghebruken des vaders ende des soons ende alle sijnre ghemindere in eewegher ledegheit. Dat ghebruken es boven onse werken; wi en moghent int ghebruken niet bringhen.
In den werkene ghebreken wi altoes; wi
Zij speelt zich af buiten al onze krachten en vraagt van ons om één te zijn met God, zonder middel. En dat kunnen wij niet zelf bewerken. Daarom volgen wij Hem in een **leegte van ons wezen. In die leegte rust en woont de Geest van onze Heer, met al zijn gaven. Hij schenkt zijn genade en gaven in al onze krachten en vraagt van ons liefde, dank en lof. En Hij woont zelf in ons wezen en vraagt van ons leegheid – een zijn met Hem boven alle deugd.
Daarom kunnen wij niet volharden in onszelf met goede werken, noch boven ons met God in leegheid. En dit is het innigste spel van liefde. De Geest van onze Heer is een eeuwig werk van God, en Hij wil dat wij eeuwig werken en op Hem gelijken. En Hij is ook rust en genieten van de Vader, de Zoon en al zijn geliefden in eeuwige leegheid.
Dat genieten is boven onze werken; wij kunnen onszelf daar niet brengen. In het werken schieten we altijd tekort – we kunnen God nooit genoeg liefhebben. In het genieten is ons alles genoeg; wij zijn alles wat we willen zijn.
Zie, dit is de vierde manier van hemelse zang – en ook de edelste – die men oefent in hemel en op aarde.
‘Beide feesten:’ hier gaat het om het feest van Maria Boodschap op 25 maart en het feest van kerstmis op 25 december.
Merk de parallel op met Psalm 18 (19)
“De hemel verkondigt de majesteit Gods, het zwerk meldt het werk zijner handen. De dag heft zijn roep tot de dag, de nacht aan de nacht zegt de mare. Geen spreken ver- luidt er, geen woorden, geen taal voor het oor te verstaan; maar hun maning vaart over het aardrijk, tot het einde der wereld hun aanroep. En Hij schiep daar een tent voor de zon. Hij verschijnt: als een bruidegom die zijn bruidsvertrek uit komt getreden, een held stralend - zo wil hij zijn baan gaan. Van de hemelrand af is zijn opgang, en zijn omloop keert tot de randen. Niets is voor zijn lichtgloed verborgen.” Ook valt te denken aan de rol van de klank “Ohm” in de Hindoe-mythologie.
Ruusbroec zal ons nooit, maar dan ook nooit het belang van nederigheid laten vergeten. Nederigheid in de zin van realiteitsbesef.
De verdere behandeling van de deugd van de nederigheid lijkt sterk op passages die we al eerder uitgebried hebben behandeld. Ik laat daarom hier een gedeelte weg.
Net zo met de gehoorzaamheid, het geduld en het verzaken aan de eigen wil.
Ik vertaal ‘ghebreken,’ dus letterlijk ‘tekort- Schieten’hier met ‘hongeren.’ Wat Ruusbroec hier probeert te schetsen is een gebrek dat Gods vervulling oproept. Een vacuüm dat opgevuld wil worden. ‘Honger’ leek mij gepast
Als je dit traktaat hebt overleefd en nogsteeds verlangt naar meer van deze mystieke teksten, kan je altijd dat magische ‘subscribe’ knopje proberen. Zo krijg je toegang tot diepgaandere teksten en video’s en kan de pater zijn brood betalen.



